Stefan Duchateau

Stefan Duchateau

Professor Risk Management

You must believe in spring

27 noviembre 2021

In tegenstelling tot de bescheiden verwachtingen die werden gekoesterd voor het derde kwartaal van 2021, verrasten de resultaten van de Amerikaanse bedrijven  met stevige groeicijfers, zowel inzake winstontwikkeling als inzake omzet. De beste prestaties waren terug te vinden in de bouwsector, bij de commerciële dienstverlening, financials, technologie en industriële bedrijven. Tegenvallende sectoren waren nutsvoorzieningen en energie. Maar ook binnen de sterk presterende sectoren waren er opvallende ontgoochelingen als Disney, Intel, Amazon, Twitter en eBay. De flessenhals in de aanbodketen bleek alleszins minder hinderlijk dan eerder aangenomen, terwijl bedrijven de gestegen prijs van intermediaire goederen nog steeds vlot – lees: zonder omzetverlies – kunnen doorrekenen in hun eindprijzen, zodat de winstmarges intact blijven. Dit resulteert vanzelfsprekend in hogere inflatiecijfers maar ondanks het verwachte hogere niveau van de consumptiecijfers wisten de recent gepubliceerde CPI-cijfers iedereen toch zeer onaangenaam te verrassen. Een stijging van de kleinhandelsprijzen met 4,6 % op jaarbasis kun je niet zomaar parkeren als een tijdelijke opstoot, zoals de Amerikaanse centrale bank dat beweert. Binnen de inflatie-indicatoren zijn er wel degelijk enkele structurele componenten die een sterke stijging lieten optekenen. Vooral huurprijzen en medische kosten kenden een opvallende opstoot. De sterkste sinds 1992. De prijzen van nieuwe auto’s kenden zelfs de grootste opsprong sedert 1975!

De Amerikaanse centrale bank richt zich bij het uitstippelen van haar beleid echter niet op de CPI-index maar op de meer uitgevlakte PCE-index. Hierop is het weliswaar nog weken wachten maar de stijgingen in de eerstgenoemde prijsindex zullen zich ongetwijfeld ook doorzetten in het maatgetal dat de Fed hanteert zodat de druk verder zal toenemen om het huidige beleid met rentestijgingen bij te sturen.

Ook in de eurozone zijn er zeer sterke stijgingen van de inflatie-indicatoren. Dat hebt u vanzelfsprekend ook al gemerkt aan de kassa van het grootwarenhuis en het tankstation, terwijl u ongetwijfeld al bent opgeschrokken door de gas- en elektriciteitsfactuur. De verwachte inflatie kan worden teruggerekend uit inflation-linked bonds. Deze berekening wijst op een scherpe stijging van het prijspeil binnen 12 maanden maar over het lustrum kalmeert de prijsstijging zich gemiddeld tot 2 % op jaarbasis. Was dit enkele jaren geleden niet het ultieme doel van de ECB?

De impact van deze opzienbarende evolutie van de Amerikaanse kleinhandelsprijzen op de beurskoersen viel al bij al nog mee. Tot nu toe, hooguit te vergelijken met een dreigende donderwolk die even voor de zon schuift. Veel van de negatieve invloed van hogere inflatie wordt momenteel immers gecompenseerd door het nagenieten van de recente publicatie van de bedrijfswinsten over het derde kwartaal. De nominale groeivoet van de bedrijfswinsten overstijgt immers in ruime mate de opstoot van het prijspeil en dit wordt verwacht zich te herhalen in de komende kwartalen. Ook uit de laatste werkgelegenheidsstatistieken valt voorlopig nog geen alarmerende toename in de loonmassa te signaleren.

Zolang dit laatste niet het geval is, zal de Fed niet geneigd zijn om een radicale omvorming van haar huidige, soepele monetaire beleid door te voeren. De financiële markten kunnen voorlopig leven met de aangekondigde afbouw van het aankoopprogramma (de zogenaamde tapering) van 15 miljard $ per maand. Hierdoor zal tegen juli 2022 de huidige «quantitative easing» (dit is systematische aankoop van 120 miljard $ obligaties per maand) afgelopen zijn.

Er is echter wat meer onenigheid over het verwachte tempo waarmee de beleidsrente zal (en moet) worden opgetrokken. De centrale bank laat zich echter nu nog niet vastpinnen op een of ander patroon maar de markten gaan blijkbaar uit van een (substantiële) stijging tegen volgend jaar met een eerste verhoging van 25 basispunten in juni 2022, gevolgd door verdere opwaartse aanpassingen in september en december.

Er is overigens ook geen enkele reden om het huidige nultarief nog lang aan te houden. Uit de conjunctuurindicatoren blijkt weliswaar een stabilisatie van de industriële economische groei (op een zeer hoog niveau) maar van de bedrijven uit de dienstensector wordt verwacht dat ze verder vooruit zullen stomen. De combinatie van beide componenten leidt intussen tot een ongezien sterk economisch momentum voor de komende maanden.

Dit bleek trouwens ook al uit de meest recente werkgelegenheidscijfers waar een substantiële verbetering kon worden vastgesteld. Gelet op de nu reeds waarneembare krapte op de arbeidsmarkt, de oplopende vraag naar energie en grondstoffen en de haperende aanbodketens voorspelt dit echter weinig goeds voor het Amerikaanse inflatiefront. De verwachte inflatie springt met reuzensprongen vooruit.

Vandaar dat wij snellere ingrepen op de kortetermijnrente verwachten. De professionele Swapmarkten voorzien immers een gevoelig snellere en grote beweging van de beleidsrente, minstens één hike (met minstens 25 basispunten) binnen zes maanden, snel gevolgd door een reeks aanpassingen in de volgende kwartalen. Dit zal telkens wel gepaard gaan met de nodige gevoeligheden op de financiële markten, maar al bij al brengt dit tempo van renteverhogingen ons slechts binnen enkele jaren terug op het peil waarop de beleidsrente zich bevond voor het uitbreken van de pandemie. Ondanks al het inflatiegeweld houdt de langetermijnrente zich zeer gedeisd. Dit is enerzijds een uiting van het vertrouwen in het monetaire beleid. De verwachte stijging van de Amerikaanse rente op 10 jaar blijft beperkt tot een bescheiden 25 basispunten tegen eind 2022 en 35 basispunten tegen november 2023. Anderzijds is dat natuurlijk ook het gevolg van het systematisch opkopen van obligaties door de centrale bank. Hierdoor is het waargenomen signaal dat uit de rentecurve kan worden afgeleid, sterk vertekend. Zeg maar gerust: gemanipuleerd.

De conjunctuurbewegingen in de eurozone zijn veel minder uitgesproken. Er heerst – terecht – optimisme over een nakende, substantiële groei maar dat wordt steeds nadrukkelijker afgezwakt door de oplopende COVID-19-cijfers. Iedere poging tot versoepeling van de maatregelen wordt genadeloos afgestraft met een nieuwe golf van besmettingen, gelukkig met afnemende fataliteitsgraad, deels het gevolg van de vaccinaties maar ook omwille van het mildere karakter van de meest besmettelijke variant van het virus.

COVID-19 is intussen met succes aan zijn tweede winteroffensief begonnen en verbaast er zich wellicht over hoe het kan dat de mensensoort hierdoor alsnog verrast blijkt te zijn. Zelfs met de fanfare op kop weet dit virus ons keer op keer te verschalken. In de Lage Landen zijn de cijfers intussen (weer) compleet ontaard en strijden de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden om de Europese titel. We hadden het hoogste stapje op dat podium echter liever op de groene grasmat of op veldwegen behaald.

Als we lessen mogen trekken uit de vierde golf van de Spaanse griep in 1919, zal dit (laatste?) winteroffensief wel onrustwekkende proporties aannemen maar niet van fatale orde zijn, zodat we in de lente weer kunnen uitkijken naar een normalisatie van het maatschappelijke leven.

You must believe in spring.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *