Hans Timmerman
De kern van cryptografie is het verbergen of dusdanig versleutelen van te verzenden informatie, dat het voor een afluisteraar (bijna) onmogelijk is om ‘mee te luisteren’. Het woordje ‘bijna’ is de mate van inspanning die de afluisteraar moet doen, om af te leiden wat de oorspronkelijk verzonden informatie was. Met de komst van de computer werd het mogelijk de versleuteling sneller uit te voeren en een groter aantal mogelijke sleutels te gebruiken. Je hebt enerzijds symmetrische versleuteling, waarbij beide eindpunten in het bezit moeten zijn van de sleutel. De uitdaging is om die sleutel veilig bij beide uiteinden te krijgen en te bewaren. Bij asymmetrische versleuteling echter maakt een algoritme tegelijkertijd een publieke en een geheime sleutel aan. Het voordeel is dat de geheime sleutel niet hoeft te worden uitgewisseld, terwijl de publieke sleutel algemeen bekend mag zijn. De twee sleutels zijn aan elkaar gekoppeld. Als iemand jou een bericht stuurt dat met de publieke sleutel is geëncrypt, kun je dat bericht alleen met de privé sleutel decrypten. De veiligheid hangt vanzelfsprekend af van zowel de lengte van de sleutel als de kwaliteit van het algoritme. Continue reading…