De Nederlandse Belastingdienst heeft een gevoelige nederlaag geleden in de rechtszaak die de erven van een zwartspaarder hadden aangespannen. In dit verband had de President van de rechtbank Arnhem zich ook al tegen het Ministerie van Financiën gekeerd met een officiële aangifte, omdat het ministerie de naam van de tipgever niet wenste te noemen, ondanks de oproep van de rechter.
Hieronder volgt de conclusie van het vonnis van het Gerechtshof in deze zaak van de erven van de zwartspaarder versus de Belastingdienst..
5.1
Naar het oordeel van het Hof stond vanaf 11 februari 2014 vast dat de weigering van de Inspecteur stukken over te leggen waaruit de naam van de tipgever blijkt, dan wel de naam van de tipgever anderszins bekend te maken, definitief onrechtmatig was. Niettemin heeft de Inspecteur volhard in die weigering. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur hiermee in vergaande mate onzorgvuldig gehandeld hetgeen een bijzondere omstandigheid oplevert als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit; vgl. Hoge Raad 4 februari 2011, 09/02123, ECLI:NL:HR:2011:BP2975). Onafhankelijk hiervan is het Hof van oordeel dat een veroordeling van de Inspecteur in de door belanghebbenden gemaakte proceskosten in afwijking van het forfaitaire stelsel een gevolgtrekking is die het Hof geraden voorkomt als bedoeld in artikel 8:31, van de Awb.
5.2.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur tot een bedrag van € 75.000 te veroordelen in de kosten die belanghebbenden voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep hebben moeten maken.
6 Beslissing
Het Hof:
• – vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
• – verklaart de beroepen gegrond;
• – vernietigt de navorderingsaanslagen en de daarmee samenhangende beschikkingen heffingsrente;
• – vermindert de aanslag IB/PVV 2008 tot een te betalen bedrag van nihil, na verrekening van voorheffingen en voorlopige aanslagen en vernietigt de met deze aanslag samenhangende beschikking heffingsrente;
• – veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbenden tot een bedrag van € 75.000;
• – gelast de Inspecteur het griffierecht van € 200 (2 x € 41 bij de Rechtbank en € 118 bij het Hof) aan belanghebbenden te vergoeden.
Nederlaag Belastingdienst
03 febrero 2015